
Een robothondje voor opa en oma: een bedreiding voor de christelijke naastenliefde
Het is verleidelijk om een technologie-kritiek op te bouwen uit de tegenstelling echt en nep. Je hebt echte vrienden en vrienden op Facebook. Je hebt een leven met een baan, tegenslagen en zorgen en het leven van influencers op Instagram. Ook is er zoiets als echte seks en de porno die je tegenkomt op pornowebsites en de ‘seks’ die steeds meer mensen hebben met robots. Het echte leven, zo zouden we kunnen denken, is te vinden buiten een steeds dikker wordende laag van online vernis dat over ons leven is getrokken. De werkelijkheid van onze relatie met technologie is echter meer complex.
De levensstandaard die technologie zet
Een aantal jaar geleden verscheen een reclamefilmpje van het ministerie van Volksgezondheid. We zien een oudere vrouw in een verzorgingshuis die speelt met een robothondje. Het is geen echt hondje legt een verzorger uit, maar dat geeft niet. Voor de mensen in verzorgingshuis is het hondje immers echt genoeg. Het fraai gemonteerde filmpje toont vervolgens beelden van de oudere vrouw met het hondje. Ze aait hem en als reactie bijt hij haar speels in de hand en schudt bevallig met z’n kopje. Bij het weggaan neemt ze het hondje mee in haar rollator. Volgens de verpleger is de lach terug in het leven van de oudere vrouw. De centrale vraag die we ons moeten stellen in relatie tot (nieuwe) technologie is hoe we de levensstandaard waarderen die de technologie zet.
Het robothondje komt niet zozeer in de plaats van een echte ervaring; het probleem grijpt dieper. Het contact met de robot wordt een nieuw referentiepunt, een nieuwe standaard voor wat echt is. Precies op dat punt zit de meer complexe realiteit van onze relatie met technologie: onder invloed van technologie veranderen sluipenderwijs onze standaarden voor echt en nep, betekenisvol en surrogaat. Dat is niet noodzakelijkerwijze slecht en ook daarom is de kritiek vanuit een ideale, voor-technologische situatie niet vruchtbaar te noemen.
De centrale vraag die we ons moeten stellen in relatie tot (nieuwe) technologie is hoe we de levensstandaard waarderen die de technologie zet.
Dat vraagt om een bewuste houding waarin we ons verdiepen in wat specifieke technologieën met ons en onze relatie tot de wereld doen.
De vraag naar het goede leven
Een gevolg van de standaard die het robothondje zet kan bijvoorbeeld zijn dat een fysiek hondje opeens minder aantrekkelijk wordt. Het fysieke hondje verzet zich, kan niet zomaar in een rollator worden gestopt en is niet alleen een object dat kan worden geaaid. Soms moeten we het hondje uitlaten, ook wanneer het regent. Er is een mate van wederkerigheid in de relatie.
Ook voor het kritisch analyseren van een relatie met een seksrobot is het beter de vraag te stellen hoe de robot onze verhouding tot seks verandert dan te redeneren vanuit een oorspronkelijke, echte toestand die mogelijk nooit heeft bestaan. Dat perspectief dwingt ons stil te staan bij een onderliggende meer complexe vraag naar wat het goede leven precies behelst en hoe we vervolgens de standaard waarderen die technologieën zetten voor de wijze waarop we dat leven leiden.
Wanneer robots en internetporno onze maatstaf, onze mal zijn van waaruit we leven, zullen we onze ervaringen gaandeweg naar deze maat aanpassen.
Zo maakt de seksrobot dat we seks gaan zien als eenrichtingsverkeer waarbij het draait om de bevrediging van onze behoeften. Gebruiken we dat vervolgens als blauwdruk voor seksuele contacten met mensen, dan ligt de normalisering van verkrachting en andere seksueel grensoverschrijdend gedrag om de hoek. Wanneer we voorbij het punt komen waarin we al te makkelijk een oorspronkelijke toestand als ideaal nemen, dan zien we dat technologie ons vooral dwingt stil te staan bij wat we nu echt een waardevol bestaan vinden.
De vraag naar de waarde van weerstand
De vrouw in het verzorgingshuis is blij met haar robothondje: hij is echt genoeg. Het personage Theodore in de film Her die verliefd wordt op zijn digitale assistent – een soort Siri – is gelukkig in zijn nieuwe liefde. Natuurlijk, ze is er niet in vlees en bloed, maar hoe erg is dat eigenlijk? Komt met de fysieke aanwezigheid van de ander ook niet een vorm van verantwoordelijkheid en een mate van begrenzing? Zoals het robothondje overal in de rollator meegevoerd kan worden, zo heeft Theodore zijn digitale assistent overal bij zich wanneer hij het maar wil. Ook de seksrobot is gewillig en voegt zich zonder verzet te bieden naar al onze wensen, maar is dat eigenlijk wel de bedoeling?
Wanneer we het idee hebben dat er ooit een ideale wereld was vóór robothondjes kunnen we weg mijmeren in beelden van een tijd die er was voor ons. Het is een ideale manier om onder onze verantwoordelijkheden weg te lopen voor een wereld van nu waarin technologieën ons voor een complexe vraag stellen: welk leven willen we leiden en welke waarde heeft daarin de weerstand?
Het is juist déze vraag die centraal moet staan in een context waar hedendaagse technologieën fricties voor ons wegnemen en ons en passant voorhouden dat we zo het goede leven kunnen gaan leven. Is een volmaakt geplaveid leven waarin we onszelf ongehinderd kunnen ontplooien wel nastrevenswaardig?
Het flitsbezorgersparadigma
Wanneer robots en internetporno onze maatstaf, onze mal zijn van waaruit we leven, zullen we onze ervaringen gaandeweg naar deze maat aanpassen. Een relatie waarin we op verzet stuiten en waarin seks meer is dan het grenzeloos toegeven aan onze fantasieën zal minder aantrekkelijk worden; we zijn immers binnen een nieuwe standaard tot ontwikkeling gekomen. En ook het robothondje zal gaandeweg voor velen aantrekkelijker blijken dan het echte hondje, zoals kunstgras voor veel mensen een goed alternatief is voor fysiek gras – het is immers wel groen, maar je hoeft het niet te maaien.
Een echte wereld bestaat misschien niet, maar werelden kunnen wel beoordeeld worden naar de mate van weerstand die ze bieden aan het individu.
Een wereld zonder verzet, waar we in onszelf in mateloosheid kunnen uitbreiden is een wereld ingericht volgens het paradigma van de flitsbezorger. Het is een wereld waarin we altijd en overal, zonder obstakels te hoeven overwinnen en zonder te moeten wachten worden voorzien in de bevrediging van onze behoeften. Voor veel mensen is dat een ideale wereld omdat die onze menselijke mogelijkheden tot in het oneindige oprekt. Anderen zullen proberen te zeggen dat een menselijk bestaan juist wordt ontdekt via het ontwikkelen van een relatie met weerstand.
Leven met weerstand
Een echte wereld bestaat misschien niet, maar werelden kunnen wel beoordeeld worden naar de mate van weerstand die ze bieden aan het individu. Een wereld zonder weerstand waar het gemak en de onmiddellijke bevrediging van behoeften centraal staat is uiteindelijk een wereld zonder inhoud. Leven, volgens minstens één mogelijke definitie, betekent immers zoiets als het ondernemen van een poging om relaties te leggen die ons helpen uit onszelf te geraken.
Die relaties kunnen er bijvoorbeeld zijn met mensen, met dieren en ook zijn er de relaties die we leggen in het religieuze. Als we in al die relaties uiteindelijk slechts onszelf tegenkomen – zoals een beeld van God naar ons model – omdat alles wat zich tegen ons verzet is weggenomen dan komt er geen relatie tot stand. We zijn er op de keper beschouwd niet in geslaagd te leven, maar hebben uiteindelijk niet meer gedaan dan wat ronddwalen in een steeds kleiner wordende cirkel om onszelf heen. Het is via de weerstand dat we uit die cirkel ontsnappen en op het spoor worden gezet van iets wat we een betekenisvol leven zouden kunnen noemen.
Dr. Cees Zweistra is docent aan de Erasmus Universiteit en initiatiefnemer van Centre Erasme en “Podcast Filosofie”, schrijver van de boeken “Verkeerd verbonden” en “Waarheidszoekers. Dit artikel is een reflectie van de auteur op de talkshow ”Feiten, Fictie, Fake – techniek en onze blik op de werkelijkheid” van Stichting Techthics, welke hieronder is terug te zien: