‘Verwondering’ over mensverbetering – Dr. Bert-Jan Heusinkveld

Dr. B.J. Heusinkveld heeft deze lezing gegeven tijdens het Bijbel & wetenschap congres met als thema verwondering welke door Fundamentum in samenwerking met Geloofstoerusting is gegeven op 21 oktober 2023. Meer informatie over het programma, sprekers als ook terug kijken kunt u hier: http://www.oorsprong.info/congres.

‘Verwondering’ over mensverbetering

De wens om onszelf te ‘verbeteren’ is zo oud als de mensheid zelf. We zijn op zoek naar een ideaal waarvan we ons bewust zijn, dat we dat missen. Inmiddels zijn we met wetenschap en techniek zover gevorderd, dat we in het streven naar een beter leven ook ons zelf kunnen (laten) veranderen.

Op wetenschap gebaseerde technologieën (NBIC) worden ingezet met het oog op fysieke verbetering, gedragsverbetering, genetische verbetering, levensverlenging, stemmingsverbetering en cognitieve verbetering; ook kan gedacht worden aan het gebruik van implantaten (cochleair, retinaal, neurale prothesen, deep brain stimulation, brain-computer interfaces).

Het gaat bij deze technologische vormen van mensverbetering vooral om functionele lichaamsverbetering: het lichaam wordt gemodificeerd met de bedoeling iemands mogelijkheden te versterken óf om nieuwe mogelijkheden te creëren.

De ethiek kan zich richten op de vraag ‘of’ respectievelijk ‘in hoeverre’ dergelijke toepassingen van technologieën in de medische praktijk aanvaardbaar zijn. Dat kan in een pragmatische en oplossingsgerichte benadering, uitgaande van een medisch-technisch ethos (procedures en protocollen). Voor een goede morele reflectie is echter meer nodig dan een dergelijk ethos. Daartoe moet functionele lichaamsverbetering (functional enhancement) worden bezien in het bredere kader van mensverbetering (human enhancement). Het gebruik van technologieën ter verbetering van het menselijk lichaam is namelijk uitdrukking van een groter verhaal. Dat verhaal gaat onder andere over de vraag waarom de techniek zich in deze richting heeft ontwikkeld, waarom men eigenlijk vindt dat de mens verbeterd moet worden en wanneer dan de optimale menselijke staat en maat bereikt is en of dat dan ‘de perfecte mens’ is. Het bredere verhaal van mensverbetering is daarmee de normatieve context voor lichaamsverbetering. Ethisch gezien gaat het om het onderscheid tussen de vraag ‘hoe moet ik handelen’ (functional enhancement) en ‘wat is het goede – respectievelijk betere – leven’ (human enhancement).

Cultuur

In de ethische beoordeling van lichaamsverbetering speelt ex- of impliciet een cultureel beïnvloed mensbeeld een rol. Zo’n mensbeeld is normatief van aard, omdat zij (mede) bepaalt wat als ‘normaal’, ‘goed’ of ‘beter’ wordt gezien.

In onze cultuur overheerst een wetenschappelijk mensbeeld. Daarbij ligt de focus op wetmatigheden en kwantitatieve eigenschappen op het materiële vlak. Het leven wordt vooral gezien als ‘(genetische) informatie’, waardoor het lichaam steeds minder belangrijk wordt. Hiermee gaan grensvervagingen gepaard tussen levensvormen onderling (transgene recombinaties tussen mens, dier en plant), tussen mens en machines (cyborgs) en tussen geest en geprogrammeerde informatieverwerking (brain-computer interfaces). De wetenschap ziet vooral transformeerbare of onderling adapteerbare structuren. En de techniek is in staat om die transformaties en adaptaties te realiseren.

Theologie

Vanuit een theologische antropologie kan gezegd worden dat daarin de lichamelijkheid vooronderstelling is voor het ervaren van het leven in al zijn aspecten. De materiële lichamelijkheid staat daarbij niet in het brandpunt van de belangstelling. Niet het biologische leven (bios) staat centraal, maar de volheid van leven (zoè – de kwaliteit van leven), die wel ten nauwste met het lichaam is verbonden. Met behulp van toenemende kennis en technologie streven naar een langer, gezonder en beter leven brengt deze volheid van leven niet zonder meer met zich mee. De volle betekenis van het menselijke bestaan overstijgt het materiële lichamelijke bestaan zonder dat los te laten. De mens blijft vanuit theologisch gezichtspunt altijd beperkingen kennen, zoals kwetsbaarheid, vergankelijkheid, openheid voor verleiding en aantasting door zwakheid, pijn en dood.

Filosofie

De filosofie in de lijn van Herman Dooyeweerd ziet de mens als een onverbrekelijke eenheid. De mens heeft een individualiteitsstructuur, waarin vier niveaus zijn te onderscheiden. De verschillende structuren zijn met elkaar vervlochten (wat iets anders is dan een deel-geheel verhouding). Het hele ‘zijn’ van iemand concentreert zich in zijn ‘ik’, als het brandpunt van het bestaan.

Het lichaam wordt gekenmerkt door identiteit (eenheid) en totaliteit (heelheid). De menselijke identiteit heeft te maken met een unieke realisatie van de menselijke individualiteitsstructuur. Wie ik ben heeft behalve met mijn lichaam ook te maken met mijn levensgeschiedenis en met hoe ik die geschiedenis gestalte geef. De vragen rond functionele lichaamsverbetering moeten dan ook beantwoord worden vanuit het perspectief van het gehele mens-zijn.

Medische ethiek

Omdat het in de medische praktijk gaat het om een ethisch gekwalificeerde zorgrelatie, dient daarin de techniek dienstbaar te zijn aan het leveren van goede zorg. Het eenvoudigweg honoreren van een vraag naar verbetering lijkt dan meer op dienstverlening aan een klant dan op professionele zorgverlening aan iemand met een zorgvraag.

Vanuit verschillende ethische perspectieven zijn diverse vragen te stellen met het oog op lichaamsverbetering. Bijvoorbeeld de vraag of het niet een morele plicht is om verbetertechnologieën toe te passen: als (het leven van) mensen verbeterd kan worden, ben je dan niet verplicht dat te doen?

Als iemand een implantaat krijgt, wie is dan verantwoordelijk voor de gevolgen van de werking ervan? De arts of de drager? En hoe moet de sociale omgeving daarmee omgaan? Is de ‘ware’ persoon die mét of zonder ingeschakeld implantaat?

Een andere vraag is of de mens een ‘project’ is waarbij de waarde van het leven niet meer ligt in het ‘er zijn’, maar in de vraag of het leven ‘gelukt’ is en of alle mogelijkheden ten volle benut zijn. En zou dat niet tot een volstrekte instrumentalisering leiden van het lichaam? En als iedereen ‘verbeterd’ wordt, wat betekent dat dan voor de onderlinge diversiteit?

Het resultaat van een brede ethische reflectie – met aandacht voor cultuur, theologie en filosofie – zou kunnen zijn dat functionele lichaamsverbeteringen geen probleem hoeven te vormen als ze ‘geïncorporeerd’ kunnen worden in het geheel van het mens-zijn van de betreffende persoon en daarbij zijn biografie continueren (levenslijn) en coherent zijn met wie en hoe hij vóór die tijd was (levensvisie). Daarbij moet verdisconteerd worden dat het (volle) leven meer is dan het biologische leven. Het problematische zit dus niet zozeer in het maakbare, maar in de totalisering van het maakbaarheidsdenken. De mens wordt in de steigers gezet, maar is de verbeterde mens een goed mens?

Zie lezing dr. Bert-Jan Heusinkveld: ‘Verwondering over mensverbetering’ voor Fundamentum 21-10-2023

N.a.v. Bert-Jan Heusinkveld, De betere mens. Een medisch-ethisch kader voor mensverbetering vanuit christelijk perspectief, Utrecht: Eburon Academic Publishers 2021.

Over: dr. Bert-Jan Heusinkveld is, predikant, theoloog en ethicus, gepromoveerd aan de Theologische Universiteit te Kampen op het proefschrift ‘De betere mens’. Hier gaat hij in op mogelijkheden mensen te verbeteren vanuit een medisch-ethisch kader.

Back to Top