De “ethics” in “Techthics”

Techthics is een samenstelling van technology en ethics. Hoewel iedereen wel een bepaald beeld heeft bij het begrip techniek of technologie, is de betekenis van ethiek een stuk minder concreet. Tijd dus om in te zoomen op de term ethiek. Wat bedoelt Techthics precies met dit begrip?

Verschillende niveaus

Wanneer we het hebben over ethiek, is het zaak om scherp te krijgen in welke context dit woord gebruikt wordt. Ethiek kan namelijk bedreven worden op verschillende niveaus[1]. Zo spreken we over descriptieve ethiek wanneer de morele codes van een bepaalde samenleving gedocumenteerd worden in bijvoorbeeld een antropologische studie. In de normatieve ethiek wordt het morele handelen beoordeeld aan de hand van een bepaalde norm of richtlijn. Deze richtlijn vormt het uitgangspunt voor het formuleren van normatieve uitspraken die omschrijven hoe het morele handelen eruit zou moeten zien. De normatieve ethiek houdt zich dus bezig met “ought” uitspraken, in tegenstelling tot de descriptieve ethiek die vooral het “is” van de morele codes beschrijft.  De speciale ethiek  is het toepassen van normatieve ethiek binnen een specifieke context. Denk bijvoorbeeld aan de medische ethiek, bedrijfsethiek of milieu-ethiek. De meta-ethiek, ten slotte, houdt zich bezig met het doordenken van de filosofische concepten achter ethiek. Typische vragen waar de meta-ethiek een antwoord op zoekt zijn: wat betekenen de begrippen “goed” en “kwaad”, en wat maakt een uitspraak tot een ethische uitspraak? Kort gezegd bouwt de meta-ethiek dus het raamwerk waarbinnen normatieve en speciale ethiek bedreven kan worden.

Tussen normatieve en speciale ethiek

Techthics opereert op het raakvlak van normatieve ethiek en speciale ethiek. Speciale ethiek omdat techniek ons aandachtsgebied vormt maar tegelijk ook normatieve ethiek omdat we graag normatieve uitspraken doen over de gewenste houding ten opzichte van technologische ontwikkelingen. Zo’n aanpak betekent concreet dat er voor (techniek gerelateerde) ethische vraagstukken – bijvoorbeeld robotisering, artificial intelligence, medische technieken of andere digitale technologieën – gezocht wordt naar relevante normatieve uitspraken.

Hierbij moet ervoor gewaakt worden om de normatieve ethiek volledig vanuit de speciale ethiek te benaderen. Door een eenzijdige focus op speciale ethiek is het gevaar groot dat het ethische denken verschraalt tot een simplistische casuïstiek. Het normatieve kader is dan slechts een soort supermarkt, waaruit geshopt wordt wat nodig is. Door het vraagstuk te isoleren uit het bredere verband, verliest men gemakkelijk het zicht op de onderliggende motieven en achtergronden. Daarnaast kan deze aanpak de suggestie wekken dat er voor elk (technisch-)ethisch vraagstuk een passend en sluitend moreel antwoord zou zijn. In zijn afscheidsrede als bijzonder hoogleraar aan de TU Delft waarschuwt Schuurman voor het meegaan in deze zogenaamde ‘empirical turn’en pleit hij voor een brede en normatieve benadering van de ethiek van de techniek[2]. Een dergelijke brede aanpak kan voluit op de instemming van Techthics rekenen.

Welke norm?

Belangrijke vraag is uiteraard welke norm als uitgangspunt gehanteerd wordt voor het ethische denken. Een scala aan mogelijkheden dient zich hierbij aan, waarbij de keuze nauw samenhangt met de visie op het goede leven. De keuze voor een normatief kader is dan ook niet los te zien van iemands levensbeschouwing.  Een belangrijke tweedeling is of de norm extern opgelegd wordt, of dat de autonoom denkende mens deze norm intern vaststelt. De categorische imperatief in de deontologie van Kant en het utilitariteits beginsel van Bentham zijn voorbeelden waarbij de rationele mens de ultieme norm vormt. Een opmerkelijke overeenkomst tussen beide grondhoudingen[3] – beide opkomend vanuit het Verlichtingsdenken – is de formulering in termen van een “quasi-wiskundige formule[4]. Zowel de deontologie van Kant als het utilitarisme ademen daarmee de geest van rationaliteit en de illusie dat zelfs ethische vragen met mathematische precisie opgelost kunnen worden. Beide stromingen zijn dominant aanwezig in het huidige landschap van de ethische wetenschap in de westerse wereld.

Christelijke ethiek

Techthics kiest voor een normatief raamwerk dat extern bepaald wordt. In de missie van Techthics staat expliciet vermeld dat Techthics de Bijbel als uitgangspunt wil nemen voor de bezinning op de verhouding techniek-ethiek. Hoe kunnen we zo’n Bijbels gefundeerde ethiek kort en bondig omschrijven? Verschillende christelijke ethici hebben over deze vraag nagedacht. Zo heeft de Gereformeerd (vrijgemaakte) theoloog K. Schilder christelijke ethiek omschreven als de wetenschap van de “constante gronden, de wisselende bedelingen en de actueel concrete bepaaldheid van de verplichting die de mens heeft tegenover Gods geopenbaarde wil”[5]. Het mooie aan deze omschrijving is dat duidelijk naar voren komt dat bepaalde vaststaande normen, de “constante gronden”, vertaald moeten worden naar de actuele situatie die voortdurend aan verandering onderhevig is. Het blijft wel de vraag hoe Gods geopenbaarde wil in concrete vraagstukken gehanteerd moet worden. Dit wordt evenmin duidelijk in de kernachtige omschrijving die de Apeldoornse ethicus W.H. Velema gegeven heeft van christelijke ethiek als “een ethiek, die zich richt naar het gebod van Christus”[6].  Een omschrijving van christelijke ethiek die wellicht het meest uitgekristalliseerd is, is de omschrijving die Douma gegeven heeft. Deze luidt:

Christelijke ethiek is de bezinning op het morele handelen, vanuit het perspectief dat ons in de Heilige Schrift geboden wordt.

Tenminste twee zaken maken deze definitie krachtig. Allereerst is dat de notie dat ethiek het terrein van het morele handelen beslaat. Ethiek doet dus uitspraken over handelingen die vallen onder het aspect van goed en kwaad. Moreel handelen impliceert daarnaast een bepaalde intentie: het is gemotiveerd handelen waarop de mens als emotioneel wezen betrokken is.[7] Een ander overtuigend element in de definitie van Douma is dat christelijke ethiek gefundeerd is op het perspectief dat ons in de Heilige Schrift geboden wordt. In deze omschrijving is er dus ruimte voor verschillende niveaus van Schriftberoep in de ethische bezinning. Gerangschikt naar mate van gezag, onderscheidt Douma vier verschillende manieren van Schriftberoep.

  1. De Bijbel als gids: de aanwijzingen van een gids laten geen ruimte voor twijfel. Tal van Bijbelteksten, waaronder bijvoorbeeld de Tien Geboden en de Bergrede van Jezus, geven voor tal van situaties een duidelijk antwoord op wat wij wél en niet behoren te doen.
  2. De Bijbel als wachter: sommige passages uit de Bijbel vertellen ons niet zozeer wat de mens moet doen, maar vooral op wat de mens moet nalaten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de waarschuwingen van de profeten aan het adres van het volk Israël, dat eigen gekozen wegen insloeg.
  3. De Bijbel als richtingwijzer: in sommige gevallen kan de Bijbel niet gehanteerd worden als gids of wachter, maar geeft ze wel een richting aan. Zo kan aan de hand van bijvoorbeeld een Bijbels thema als de beschermwaardigheid van menselijk leveneen zoekrichting uitgezet worden.
  4. Voorbeelden uit de Bijbel: we kunnen veel leren van het leven van de Bijbelheiligen. Zo is, ondanks het grote verschil in tijdsomstandigheden, het leven van Daniël en zijn vrienden aan het Babylonische hof een blijvend voorbeeld van een leven in afhankelijkheid van God.

Naast het denkwerk dat verricht is door (christelijke) denkers op het gebied van techniek, is het eerst en vooral de bovenstaande vierslag die als het ware de slagader vormt voor de ethische overwegingen van Techthics.

Dit artikel is geschreven door Jakob Maljaars, commissie content & onderzoek Techthics


[1] Douma, J. (1997). Verantwoord handelen: inleiding in de christelijke ethiek. Kok Voorhoeve.

[2] Blokhuis, P. (2003). Kees Boersma, Jan van der Stoep, Maarten Verkerk, Ad Vlot (redactie), Aan Babels stromen. Een bevrijdend perspectief op ethiek en techniek. Amsterdam 2002: Buijten en Schipperheijn. H17, p269, 270

[3] Het gangbare woord in de ethiek voor grondhouding is het Griekse woord “ethos”.

[4] Blokhuis, P. (2003). Kees Boersma, Jan van der Stoep, Maarten Verkerk, Ad Vlot (redactie), Aan Babels stromen. Een bevrijdend perspectief op ethiek en techniek. Amsterdam 2002: Buijten en Schipperheijn. H4

[5] Geciteerd uit: Douma, J. (1997). Verantwoord handelen: inleiding in de christelijke ethiek. Kok Voorhoeve.

[6] https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/id/26f7fdc547fe195bef3e9d0571937944

[7] Douma reserveert moreel handelen als exclusief behorend bij de mens. Wanneer we het hebben over de ethiek van techniek, is het de vraag of deze inkadering voldoende oog heeft voor de dominante, en haast autonome positie die techniek verworven heeft in de hedendaagse maatschappij.

2 Responses

  1. Interessant artikel, dank!

    Binnen de technologie-ethiek zijn denkers zoals Latour en Verbeek uitgesproken over de verbinding tussen technologie en de mens. Dus dat de mensen de technologie vormen en andersom.

    Hoe kijken jullie vanuit dat idee naar de Bijbel als leidraad?

    Dank alvast!

  2. Goede vraag!

    Die wederzijdse beïnvloeding tussen de mens enerzijds en techniek anderzijds – door Don Ihde “postfenomenologie” genoemd – zie je zeker terug in verschillende Bijbelse voorbeelden. Denk aan de torenbouw van Babel: een artefact moet letterlijk de “poort van God” worden.

    Een minstens zo sterk voorbeeld – ontleend aan het boekje “Amusing ourselves to death van Neil Postman – is het tweede gebod: geen afgodsbeelden (artefacten!) maken. God bestaat in- en door Zijn Woord, en wil/kan niet aanbeden worden in een tastbaar artefact. Dit tweede gebod, zo stelt Postman, impliceert dus een relatie tussen medium, boodschap en perceptie. Je zou dus in zeker opzicht kunnen zeggen dat het tweede gebod dient te voorkomen dat het Godsbeeld ge- of vervormd wordt door technologie.

Comments are closed.

Back to Top