
Interview Prof. Dr. W. Van Vlastuin Kunstmatige Intelligentie
Uitwerking van het interview Prof. Dr. W. Van Vlastuin
10 november 21:20/22:20
Een theoloog met bijzondere interesse in techniek. Hoewel verre van volledig, belicht deze omschrijving in ieder geval één aspect uit het brede interessegebied van Prof. dr. W. van Vlastuin.
Techthics sprak met hem over technologische ontwikkelingen, ethiek en theologie.
Nieuwe technologieën volgen elkaar in rap tempo op. Artificial Intelligence (AI) – vrij vertaald: Kunstmatige Intelligentie – is een van de grote beloftes. AI wordt wel omschreven als “het bredere concept van machines die taken kunnen uitvoeren op een manier die wij als ‘slim’ beschouwen”. Welk gevoel geeft deze definitie van Artificial Intelligence u?
“Het geeft mij een ambivalent gevoel. Enerzijds zijn de mogelijkheden van AI en technologie heel mooi. De mogelijkheden lijken ongelimiteerd. Het is bijvoorbeeld geweldig wat er mogelijk is met robots en zelfrijdende auto’s. Dat vind ik in een goede zin uitdagend. Denk ook aan een gerobotiseerde arts: die is nooit moe, is altijd van de laatste ontwikkelingen op de hoogte en kan daardoor wellicht een betere diagnose stellen. Ik zie daar zeker potentie in. De vraag die voor mij wel direct volgt is: Waar blijft de mens? Wordt de mens onderdeel van een systeem? De mens moet een subject blijven en techniek moet een middel blijven, niet andersom. Het is een lastige vraag wanneer die grens overschreden wordt. In ieder geval moet gelden dat techniek nooit een doel op zichzelf mag worden, zodat de mens zijn subjectiviteit verliest. De mens moet de regie in handen houden anders wordt de grens overschreden.”
Dat klinkt haast “Kantiaans”?1
“Vooropgesteld, zulke denkers hebben in negatieve zin een wissel omgezet in de geschiedenis. Dat betekent niet dat er geen waarheidselementen in hun denken aanwezig zijn. Zij snijden dingen aan die als zodanig goed zijn, maar een verkeerde “shift” krijgen. Het waarderen van het menselijk subject is wel één van de bijdrages van Kant. De uitwerking die hij hieraan geeft moet je tegelijkertijd wel heel kritisch blijven benaderen.”
Mede door opkomende technologieën zoals AI, lijkt de grens tussen mens en machine steeds verder te vervagen. Kunt u – vanuit christelijk perspectief – benoemen wat het eigene, het unieke is van de mens?
“Een robot kan veel: empathie tonen, wenkbrauwen fronsen, leren spreken, intoneren. Het is buitengewoon knap wat een robot en AI kan. Toch zou ik met de Franse denker Pascal willen zeggen: “het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent.” Dit is nu juist wat mist bij een robot. Een robot heeft geen besef van ziel en afkomst. De robot heeft ook geen wil, geen verlangen, geen intentie. Een algoritme is niet “bezield”.
Het materialisme reduceert de werkelijkheid inclusief de mens tot een optelsom der dingen. Ik zou daartegenover willen zeggen dat er meer is dan de dingen die wij kunnen meten. Een mens kan niet opgaan in het programmeerbare. Met andere woorden: een robot kan liefde tonen, maar niet “liefhebben”.”
Er wordt wel gesproken over de technologische singulariteit, waarmee de mens – geholpen door technologie – over superkrachten kan beschikken. Hoe ziet u dit zogenaamde “transhumanisme“?
Ik neig ernaar om te zeggen: zeg nooit, nooit. Zeg dus niet dat wat een transhumanist als Kurzweil bedenkt nooit zal kunnen en gebeuren. Voor mij is het wel sterk de vraag of we het mens-zijn in bitjes kunnen omzetten. Tegelijk is dit wel de gedachte die bijvoorbeeld gedeeld wordt door Dick Swaab in zijn boek “Wij zijn ons brein”. Voor een christen ligt op dit terrein zeker een censuur, het kopiëren van mijn persoonlijkheid is niet verantwoord.
Diverse toepassingen van techniek, zoals zelfrijdende auto’s en robotica in de zorg, vragen een steeds hogere mate van vertrouwen. In hoeverre mag een christen vertrouwen op techniek?
“Er mag zeker een bepaald vertrouwen zijn in techniek. De mens vertrouwt op zijn auto, dat hij start en remt en andere functionaliteiten uitvoert als hiervoor het commando gegeven wordt. In die zin mag je zeker op techniek vertrouwen, anders zou je er geen gebruik van kunnen maken. Daar zit zelfs iets heel moois in: het laat iets zin van de wetmatigheden die God in schepping gelegd heeft. God is een God van orde. Dat geeft een bepaalde stabiliteit aan het leven. Deze orde ontdekken en gebruiken kunnen we vanuit het christelijke denken alleen maar toejuichen, maar als dat een reductie inhoudt van de schepping veroorzaakt dat problemen.
Ik zou willen zeggen dat techniek zowel een stap ten hemel is als een stap ten hel. Denk aan de positieve effecten van de boekdrukkunst en internet op de verspreiding van Evangelie. Maar vertechnisering is ook een stuk reducering. Je reduceert de werkelijkheid tot iets wat je technisch aankunt. Die visie leidt tot de nodige problemen, die niet eens persé hoeven te raken aan het christelijk geloof. Denk bijvoorbeeld aan het klimaatprobleem, of de stikstofproblematiek. Het gevaar is hier dat de schepping tot natuur gemaakt wordt, en daarmee louter tot “object” teruggebracht wordt. Dat leidt tot uitbuiting en misbruik van de natuur.
We moeten naar een theologie van de schepping. Noem het een theologie van de Geest in lijn met Psalm 104:30. Er is een brede effectuering van de Heilige Geest. Hij is het die het ware leven geeft, en ook in het natuurlijke “bezieling” geeft. Als je dat verliest, houd je niet meer over dan de materialistische visie dat de mens een optelsom van organen is.”
Hoe krijgt deze theologie praktisch gestalte?
“Ik pleit ervoor om de voorzienigheidsleer pneumatologisch in te vullen. De mens is daarin een actor. De Heilige Geest en de mens opereren op verschillende ontologische niveaus. De activiteit en verantwoordelijkheid van de één sluit de activiteit en verantwoordelijkheid van de ander niet uit. We moeten dus géén kavelverdeling maken tussen de Heilige Geest en de menselijke geest, maar allebei op een verschillend niveau laten staan. In Ps. 116 zingen we: “God heb ik lief.” Dus ik heb lief. Tegelijk laten we voluit staan dat dit het werk is van de Heilige Geest.”
Wat kunnen wij leren van een man als Calvijn, die gemiddeld genomen erg positief over de (natuur)wetenschap schreef? Heeft zijn visie blijvende geldingskracht, of verdient ze herijking in het licht van de wetenschappelijke en technologische vooruitgang in de afgelopen eeuwen?
“Calvijn heeft zeer positief geschreven over de wijsheden van de Grieken, de rechtspraak en de wetenschap, in het bijzonder wel de astronomie. Het doel van wetenschapsbeoefening was voor Calvijn de verwondering over de Schepper. Als Calvijn bij wijze van spreken naar een grassprietje keek, zag hij daarin iets van de grootheid van de Schepper. De natuur is als het ware “de jas” waarmee God Zich omkleed. Het is een bezielde schepping. Vanuit de oude kerk gezien zou je kunnen spreken over een sacramentele visie op de schepping, ook al zal Calvijn het zelf nooit zo genoemd hebben. De schepping is een sacrament, een teken van Gods aanwezigheid in de schepping.
Als we Calvijn recht doen, zien we een spirituele benadering van de natuur. Dit betekent ook dat we niet op moeten gaan in de orde. Dit is precies wat er bij vertechnisering gebeurt. Dit aspect in Calvijns denken wordt soms onvoldoende belicht. Mannen als Weber en Marx zagen in Calvijns denken de voedingsbodem voor het kapitalistisch gedachtengoed. Deze interpretatie doet echter geen recht aan Calvijn wanneer hij in zijn commentaar op Genesis 2:15 schrijft dat wij de aarde zo moeten bewaren dat ze beter aan ons nageslacht doorgegeven wordt dan dat we haar kregen. In Calvijns denken treffen we dus de ingrediënten aan om zorgvuldig, met respect, en zelfs met eerbied om te gaan met de schepping.”
Verwacht u een moment dat christenen niet meer mee kunnen met technologische vooruitgang?
“Ik denk dat je nu al merkt dat christenen hier mee worstelen. Denk bijvoorbeeld aan onderwerpen als vaccinatie en orgaandonatie. Meer in z’n algemeenheid zullen technologische ontwikkelingen ons voor steeds meer dillema’s plaatsen. Dit komt voort uit een mechanisering van het mens- en wereldbeeld. Dit mag een christen op scherp zetten. Er zit namelijk een dualistische gedachtegang achter: lichaam en geest zijn strikt gescheiden. Dat is een slechte weg, en ik verwacht dat veel dilemma’s daartoe te herleiden vallen.”
Komen deze vragen nog of hebben we er volop mee te maken?
“Ik denk niet dat het bewustzijn al voldoende aanwezig is. De verschillende onderwerpen worden in ieder geval te veel gezien als losse issues. Ik denk echter dat het allemaal exponenten zijn van de mechanisering van het wereldbeeld. Daarin denken we ook vaak erg dualistisch: de mens volledig als een machine. Ik pleit voor een meer integrale visie op techniek en technologie.”
Dat brengt ons meteen bij de volgende vraag: wat ziet u als de grootste theologische uitdaging(en) in het nadenken over technologische vooruitgang?
“We moeten nadenken over de antropologie. Wat is de mens en wat is de ziel? De scheppingsleer heeft verdere doordenking nodig. Wat is de werkelijkheid om ons heen? Daarbij moet het dualisme ontmaskerd worden, waarin God en wereld, ziel en lichaam, geloof en wetenschap ten onrechte uit elkaar getrokken worden. Er is een integrale visie op de werkelijkheid nodig. Hierin is ons beeld van het eschaton, het einde der tijden, ook belangrijk. Hoe zien we het leven van de toekomende eeuw – een prachtige uitdrukking uit de geloofsbelijdenis van Nicea overigens – voor ons? De huidige orde wordt niet vernietigd, maar zal worden getransformeerd. Ons lichaam gaat niet de prullenbak in, daarom moeten we ook zuinig zijn op ons huidige lichaam.
We moeten kaders ontwikkelen en niet in casuïstiek vervallen. Zulke kaders kunnen vervolgens in concrete situaties toegepast worden. Eén van die kaders is in ieder geval dat de mens subject moet blijven. Techniek moet onderworpen zijn en blijven aan de mens. Vanuit dit perspectief kun je een medische oplossing die in het lichaam ingebed is, rechtvaardigen. Het is een hulpmiddel om in leven te blijven, en de kwaliteit van het leven te verbeteren.”
U had het zojuist even over het eschaton. Hoe kijkt u als christen aan tegen de technologische ontwikkelingen in het licht van de eindtijd?
“Als eerste zou ik willen zeggen dat de herschepping rijker is dan de schepping, het eschaton is rijker dan het proton. Heel de geschiedenis levert zijn bijdrage en dus ook de geschiedenis van de techniek. Het is veelzeggend dat Openbaring niet eindigt met het paradijs, maar met een stad die uit de hemel komt. Dat is voor mij een aanwijzing dat de cultuur ingedragen wordt in de herschepping. Ik zou daar geen heel optimistische cultuurvisie aan op willen hangen, maar het laat wel zien dat God de techniek, wetenschap en cultuur als zodanig honoreert. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat ze gereinigd moeten worden. Het gaat door het vuur heen. Stel je voor dat we 1% van de scheppingsmogelijkheden ontdekt hebben. De herschepping zal de mogelijkheden die in de schepping liggen ontsluiten. We zullen mogen inblikken in de volle werkelijkheid van de schepping.”
Schuilt hierin dan niet een utopisch beeld van techniek?
“Ik ben geneigd op het laatste positief te antwoorden. De geschiedenis, ook de techniek- is niet zinloos. De Heilige Geest zet mensen aan om te ontdekken. Het woord utopie klinkt mij negatief in de oren. Maar als je het een Goddelijke utopie noemt, geloof ik dat dat zich verhoudt tot de keten schepping, zondeval, verlossing, herschepping.”
1 Immanuel Kant (1724-1804) was één van de meest vooraanstaande filosofen van het Verlichtingsdenken. Een belangrijke pijler in de door hem ontwikkelde ethische theorie is om mensen nooit te beschouwen als een middel om een bepaald doel te bereiken, maar altijd als een doel in zichzelf.
Biografie: Prof. dr. Wim van Vlastuin (1963) studeerde aanvankelijk Technische Natuurkunde aan de TU Delft, maar verwisselde deze studie voor de theologiestudie. Van Vlastuin diende tussen 1990 en 2009 drie gemeenten (Wouterswoude, Opheusden en Katwijk aan Zee) en is momenteel fulltime hoogleraar theologie en spiritualiteit van het gereformeerd protestantisme aan de Vrije Universiteit en rector van het Hersteld Hervormd Seminarium.