Een bespreking van de neutraliteit van techniek 1/2

Technologische ontwikkelingen vragen om bezinning. Zo’n bezinning kan op verschillende manieren aangevlogen worden. Één van die manieren is door te reflecteren op de neutraliteit van techniek. De komende tijd neemt Techthics commissielid content & onderzoek Bart Leenman ons mee in twee delen over de neutraliteitsthese van techniek.  

1. Wat houdt de neutraliteitsthese precies in, en wat is Techthics’ visie hierop? 

2. Verdiepende boekbespreking: Die Frage nach der Technik van de Duitse filosoof Martin Heidegger. 

Deze bijdrage vormt deel 1 van het tweeluik. 

Techthics’ visie op de neutraliteit van techniek  

In deze bijdrage, deel 1, wordt de visie van Techthics op de neutraliteitsthese van techniek uiteengezet. Vervolgens wordt deze visie voorzien van een historische context en worden kritische houdingen op de neutraliteitsthese van techniek besproken.  

De neutraliteitsthese van techniek stelt dat techniek slechts functioneert als een middel tot een doel. Met andere woorden: het is een instrument (De instrumentele visie op techniek). Deze opvatting stelt dat het technische object geen morele waarde draagt. In plaats daarvan bevindt elke morele waarde zich bij de mens. Er zijn echter twee kritische kanttekeningen bij deze visie te plaatsen. Allereerst onderstrepen wij de cultuur-kritische houding ten aanzien van techniek. Dat wil zeggen dat wij kritisch zijn op het technologische perspectief op mens en maatschappij. Uiteraard kan een technologisch perspectief zowel positieve als negatieve gevolgen hebben. Wij onderkennen hiermee dan ook de dualiteit van techniek. Als tweede sluiten wij ons aan bij de sociaal-politieke kritische houding. Deze houding stelt dat techniek bepaalde politieke en sociale structuren bevordert of benadeelt waardoor macht en autoriteit in onbalans kunnen raken. 

Verklaring visievorming Techthics 

Het verduidelijken van de visie op de neutraliteit van techniek, wordt gedaan aan de hand van een historisch-filosofische toelichting. Hierin wordt allereerst het begrip ‘techniek’ verduidelijkt aan de hand van een historisch kader. Vervolgens wordt besproken dat de neutraliteit van techniek, door bijvoorbeeld de industriële revolutie, opnieuw onder druk kwam te staan door verschillende kritische houdingen. Tenslotte wordt kort besproken hoe de mens zich verhoudt tot de neutraliteitsthese van techniek.  

Techniek en de Grieken  

Techniekfilosofie is al eeuwenoud. Bij de oude Griekse denkers vinden we discussies over wat wel en niet tot de techniek behoort. In deze context gaat de discussie vaak over de Griekse woorden episteme en techne. De woorden epistemologie en techniek zijn hierin duidelijk te herkennen. Episteme wordt doorgaans vertaald met kennis. Techne wordt vaak vertaald als ambacht of kunst. Een belangrijk verschil tussen deze twee is de ‘realiteit’ waarop zij van toepassing zijn. Waar episteme zich richt op het theoretische (het weten/kennis), verhoudt techne zich tot het praktische (de werkelijkheid). Hier wordt dus duidelijk dat deze discussie bij de oude Grieken betrekking heeft op de relatie tussen het weten (in ons hoofd) en de werkelijkheid (de objecten in de wereld). Wanneer men dan bijvoorbeeld de vraag stelt ‘Wat is Techniek?’, stellen we in zekere zin de vraag ‘Hoe kunnen we de techniek kennen?’ Hier komen de twee begrippen samen. Enerzijds verhoudt de vraag zich tot het kennen, anderzijds verhoudt de vraag zich tot het object dat bevraagd wordt. Het antwoord op deze vraag kent dus een theoretisch en praktisch kader. 

Het inzicht dat de vraag naar techniek op deze twee begrippen een beroep doet, demonstreert dat vragen naar techniek niet enkel vragen zijn naar het praktische, maar ook naar het theoretische. Techne verhoudt zich dus tot episteme. Toch spreken we vandaag de dag doorgaans over het praktische als het over techniek gaat, maar dit is dus niet volledig! Voor nu richten we ons echter op het praktische. Dit praktische begrip is op zijn beurt ook weer te onderscheiden in twee delen: natuurlijke objecten en technische artefacten.  

Natuurlijke objecten en technische artefacten 

De definitie van technische artefacten is afkomstig van de Griekse filosoof Aristoteles. Hij bracht een onderscheid aan tussen technische artefacten en natuurlijke objecten. Het verschil bevindt zich volgens Aristoteles in de innerlijke of uiterlijke ‘beweging’ van het ding. Een natuurlijk object heeft een innerlijke beweging waarmee vooral bedoeld wordt dat er geen menselijke invloed aan ten grondslag ligt. Zo heeft een plant bijvoorbeeld de innerlijke beweging om te groeien. Een technisch artefact is daarentegen afhankelijk van de menselijk invloed voor zijn bestaan. Zonder menselijke inmenging had dat object niet bestaan, of in ieder geval niet in die mate.  

Moderne discussie omtrent techniek  

In de eeuwen na de Griekse techniekfilosofie – in zoverre men daar al van kan spreken – is de discussie over de techniek en haar neutraliteit enigszins naar de achtergrond verdwenen. Tegelijk met de opkomst van de Industriële Revolutie in de tweede helft van de 18e eeuw laait deze discussie weer op. Zo zorgen nieuwe technische ontwikkelingen voor nieuwe vragen en nieuwe kritiek. Een voorbeeld hiervan is de kritiek op de uitvinding van de stoommachine. Ambachtslieden zagen deze uitvinding als een grote bedreiging voor hun ambacht en de werkgelegenheid. Ondanks de kritiek op de komst van nieuwe technische artefacten is de instrumentele visie op techniek dominant gebleven. Een uitspraak die bij deze opvatting past is: “Wapens doden geen mensen, mensen doden mensen.” Deze houding is dus overtuigd van de neutraliteit van het technische artefact. Een technisch artefact kan in zichzelf dus niet goed of fout zijn. In de moderne tijd is deze instrumentele visie echter steeds meer onder druk komen staan.  

Kritische houdingen ten aanzien van neutraliteitsthese 

Denkers zoals Karl Marx, Martin Heidegger en Jacques Ellul, uitten hun kritiek op de neutraliteitsthese van techniek, en omschrijven technische artefacten als: politieke fenomenen, sociale activiteiten, culturele fenomenen, professionele activiteiten en cognitieve activiteiten. Omdat het onmogelijk is al deze kritieken individueel te behandelen, worden ze onderverdeeld in twee kritische grondhoudingen.   

Allereerst de cultureel-kritische houding, ondersteunt door bijvoorbeeld Don Ihde, Albert Borgmann en Peter-Paul Verbeek. Deze houding stelt dat techniek (technische artefacten) niet alleen de menselijke omgeving en perceptie op de wereld beïnvloeden, maar ook het menselijke gedrag. Daarnaast vervaagt het onderscheid tussen mens en maatschappij, en techniek. Techniek wordt een onderdeel van de mens en de maatschappij. Een voorbeeld hiervan is Socrates’ afwijzing van het gebruik van het schrift. Socrates is van mening dat de menselijke ervaring niet te vatten is in het schrift. Daarnaast waarschuwt hij voor een afname van de geheugencapaciteit en gespreksvaardigheid. Het schrift veranderde dus de mens, maar ook de maatschappij. Wij verstaan onze maatschappij in taal en geschreven regels, wetten etc. Zonder het schift had onze maatschappij er wellicht heel anders uitgezien.  

Een tweede houding bekritiseert de neutraliteit van techniek door te stellen dat techniek juist die economische, sociale en politieke structuren bevordert die ervoor zorgen dat macht en autoriteit in onbalans raken. Een belangrijke verdediger van deze visie was Karl Marx. Hij beargumenteerde dat techniek gebruikt werd door de kapitalistische overheersers om macht en autoriteit over de samenleving uit te oefenen. Een ander voorbeeld is het artikel van Langdon Winner “Do Artifacts Have Politics,” waarin verschillende voorbeelden van ‘politiek beïnvloede artefacten’ worden besproken. Winner beargumenteert bijvoorbeeld dat technische artefacten politiek beïnvloed kunnen zijn in hun ontwerp (zowel bewust als onbewust), doordat bepaalde gezagspatronen worden gestimuleerd. Daarnaast creëert een bepaalde politieke structuur een bepaalde voorkeur voor bepaalde technische artefacten. Zo zal een samenleving die draait om winstmaximalisatie vooral technologische ontwikkelingen steunen die bijdragen aan de maximalisatie van winst terwijl het andere technologische ontwikkelingen remt.  

De menselijk rol in techniek   
Wat is de rol van de mens in de omgang met techniek? Oftewel: wat is het juiste om te doen? In het Engels wordt deze ‘menselijke rol’ aangeduid met de term moral agent.  De neutraliteitsthese van techniek beargumenteert dat een technisch artefact geen morele waarde kent. De morele waarde kan dus enkel worden toegeschreven aan een moral agent. Met andere woorden: de verantwoordelijkheid voor het moreel gebruiken van een technisch artefact ligt dus bij de mens zelf. Hetzij de bedenker, de maker of de gebruiker. Dit is nu echter precies het standpunt dat steeds meer onder druk komt te staan, omdat verschillende filosofen beargumenteren dat technische artefacten op een bepaalde manier een menselijk doel dienen waardoor er in het technische artefact zelf al een bepaalde morele waarde ‘verborgen’ is. Dit wil echter niet zeggen dat we de menselijke verantwoordelijkheid niet in acht moeten nemen. Integendeel, de menselijke verantwoordelijkheid is dusdanig groot dat we zelfs moeten overwegen of we techniek wel neutraal kunnen benaderen. 

Bronnen 

Ihde, Don. Heidegger’s Technologies : Postphenomenological Perspectives. 1st ed. Perspectives in Continental Philosophy. New York, N.Y.: Fordham University Press, 2010. 

Franssen, Maarten, Gert-Jan Lokhorst, and Ibo van de Poel, “Philosophy of Technology”, The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Fall 2018 Edition), Edward N. Zalta (ed.), URL = <https://plato.stanford.edu/archives/fall2018/entries/technology/>. 

Parry, Richard, “Episteme and Techne”, The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Summer 2020 Edition), Edward N. Zalta (ed.), URL = <https://plato.stanford.edu/archives/sum2020/entries/episteme-techne/>. 

Winner, L. (1980). Do artifacts have politics?. Daedalus, 121-136. 

Back to Top